
Er was eens...
Het verhaal van het trollenpad

Hoofdstuk 7
​
Finn lag languit op de grond.
Na een paar seconden hief hij zijn hoofd op en veegde de modder van zijn gezicht met zijn handen.
Voor hem stond weer zo’n wezen, een meisjestrol.
Ze danste en eindigde met een kleine pirouette.
“Tadaa!”
“Wat ben jij?” vroeg Finn stomverbaasd.
“Ik heet Emma. Je moet je niets aantrekken van Pieter hoor. Hij wou je gewoon doen schrikken. Dat vindt hij grappig.”
“Nee, ik vroeg wat je bent. Je lijkt op een meisje, maar je bent…net als die andere.”
“Pieter, bedoel je. Ja, ik ben een trol!”
En glimlachend maakte ze een klein danspasje.
“Vroeger was ik een mensenmeisje, maar nu ben ik een trol.”
Ze danste rondom Finn heen terwijl ze verder praatte.
“Ik vind het niet erg hoor. Ik zie er net uit zoals de bloemen en de planten. En de bomen, ik hoor bij het bos nu.”
Finn zette zich langzaam recht en keek stomverbaasd met open mond naar het trollenmeisje.
“Ik heet Emma! En jij?”
“Euh, Finn.” zei hij aarzelend.
Ze bleef rondom hem heen huppelen en Finn moest constant meedraaien om haar aan te kijken. Het maakte hem een
beetje duizelig.
“Hey, stop eens!” zei hij.
“Heb je hier toevallig geen grote, witte hond gezien? Hij heet Loebas en zat achter een fazant aan.”
“Ow, nee. Niet echt. Die fazant zal al lang weggevlogen zijn. Misschien is hij naar het huisje gelopen. Ik ruik de soep al
tot hier.”
“Huisje, soep?” Finn verstond er niets van.
Hoofdstuk 8
​
Plots greep ze zijn hand. Haar huid voelde aan als warm hout.Finns hart klopte in zijn keel, hij was bang, maar ergens vertrouwde hij haar wel.“Kom!” zei ze, “we gaan Bastiaan en Saartje zoeken.”“Wat, wie?”Ze trok hem mee en samen holden ze verder het bos in.De bomen met de ogen leken wel van zilver in het maanlicht, vond Finn.“Zijn Bastinaan en Saartje ook trollen?” zei hij al lopend.“Bastiaan! Niet Bastinaan!” Emma lachte vrolijk. Ze renden zo hard dat de omgeving wazig werd.Finn kneep hard in Emma’s hand, uit vrees dat hij zou vallen als hij per ongeluk los liet.“Hey, niet zo hard knijpen!”“Wat? Oh, sorry! Ik wist niet dat je dat voelde.”“Huh? Ik ben toch niet van steen gemaakt?”“Euh, nee, natuurlijk niet.” Finn wist niet goed wat hij moest antwoorden. Je komt niet elke dag een trol tegen. Of twee.Of…vier?
Hoofdstuk 9
Emma vertraagde en stopte uiteindelijk met rennen op een kleine open plek in het bos.
Finn moest op adem komen en steunde even op zijn knieën.
“Bastiaaaan! Saaartje! Waar zijn jullie?”
Emma draaide zich om naar Finn.
“Alles goed?” vroeg ze met een glimlach.
Finn zette zich dapper recht en schraapte zijn keel.
“Euh, ja hoor. Waar is de rest?”
“Hier!”
Een andere meisjestrol stapte uit het struikgewas. Ze keek nogal nors vond Finn.
“Hey Saartje, dit is Finn. Heb je de kruiden gevonden?”
“Finn? Een mensenkind. Gaat hij ons helpen? Of loopt hij straks weg in doodsangst?”
Ze stapte langzaam de open plek in.
“Eeek!” zei ze en sprong achteruit.
“Een dikke spin!”
En ze stampte meerdere keren met haar voet naar het beestje dat angstvallig probeerde weg te vluchten over alle
blaadjes en takken.
“Hey! Stop daarmee!” schreeuwde Emma.
“Het is toch ook maar gewoon een diertje uit het bos!”
“Ja!” zei Finn. “En ze zijn nuttig ook. Ze eten de vliegjes op. Dat heb ik geleerd op school.”
“Oh, ja? Leer je dan alles op school? Ook hoe je van een trol terug in een mensenkind kan veranderen?” zei Saartje
boos.
Finn zweeg, beteuterd.
Hij wist niet wat hij daar moest op antwoorden.
Een jongenstrol sprong uit het struikgewas.
“Ik heb zeeee!”
Finns mond viel open. Nog een.
Hij had een schoudertas bij, propvol blaadjes, bloemen en kruiden.
“En, en… wie ben jij?”
“Ik ben Bastiaan! Hallo!”
“Ik, ik… ben Finn.”
“Ik, ik, ik, en ,en, en…ben je een stotteraar of zo?” zei Saartje neidig.
“Nee, dat ben ik niet! En wat dan nog?” antwoordde Finn vinnig.
“Je komt niet elke dag trollen tegen in je leven.”
“Hmph!” Saartje kruiste haar armen en keek de andere kant op.
​
Hoofdstuk 10
“En, Bastiaan? Heb je alle kruiden voor Gudula?” vroeg Emma.
“Ja hoor!” hij wandelde naar haar toe en opende zijn tas.
“Kijk maar!”
“Ow, ziet er goed uit! Kom mee allemaal, we gaan terug naar Gudula!”
“Wie is Gudula?” vroeg Finn.
“Gudula is een heks!” zei Saartje vinnig.
“Een heks?” Finns hart ging hevig tekeer.
“Ja, maar een goede heks hoor! Je hoeft er niet bang van te zijn.” zei Emma.
“Kom!” zei Bastiaan, “de soep staat al op, denk ik.” en glimlachend wandelde hij verder het bos in.
Iedereen volgde.
Finn twijfelde even en volgde hen dan maar.
“Helpen jullie de heks?” vroeg Finn terwijl hij naast Emma verder holde.
“Ja, zij heeft ons nodig om weer in een mens te veranderen en wij ook!” Emma glimlachte.
“Ze zal je alles wel vertellen als we aankomen hoor.” zei Bastiaan.
“Is mijn hond Loebas bij de heks?” vroeg Finn.
“Dat kan, we zullen wel zien.” zei Bastiaan glimlachend.
Finn keek achter zich. Zelfs Saartje lachte, maar dan gemeen.
Finn voelde zich niet op zijn gemak en wou zo snel mogelijk naar huis.


Hoofdstuk 11
Na een tijdje bereikten ze een open plek in het bos met een klein, oud huisje.
Er brandde licht binnen en de schouw rookte.
Bastiaan en Saartje gingen naar binnen.
Finn aarzelde even.
De deur stond nu open en het rook lekker.
“Kom,” zei Emma, “ze gaat je heus niet opeten hoor.”
Finn had het koud en misschien was Loebas daar.
Hij kon misschien vragen of hij naar huis kon bellen.
En alles vertellen aan mama.
Hij volgde Emma en stapte dapper naar binnen.
Er stond een lange tafel binnen met twee banken aan de lange zijde en een stoel aan elke korte zijde.
Er was een open haard in de kamer die brandde met een grote ijzeren pot boven het vuur die pruttelde.
Pieter, de eerste trol die Finn had doen schrikken, zat al aan tafel een kommetje dampende soep te eten met een stukje
brood.
Finn had reuze honger.
Iedereen ging aan tafel zitten behalve Bastiaan.
Die stak zijn hoofd door de deur van de kamer ernaast en riep:
“Gudula, we zijn terug en hebben alles gevonden wat je vroeg!”
Een stem van een oud vrouwtje klonk terug, het geluid leek wat op dat van een kraai.
“Ow, goed! Zet je maar neer.”
“We hebben ook nog een verrassing mee!” zei Bastiaan glimlachend terwijl hij aan de tafel kwam zitten.
Finn kroop aarzelend op een stoel. Het was lekker warm in de kamer.
Hoofdstuk 12
Een klein, oud vrouwtje kwam de kamer ingewandeld.
Ze had een stompe, brede neus met een pukkel en een heel weide mond.
Ze droeg een lange, oude, grijze jurk met een blauwe voorschoot.
Haar lang, dun, wit haar was samengebonden op een knotje achteraan haar hoofd.
En ze hield een dienblad vast met kommetjes en lepels voor de soep.
“Hier ben ik met de kommetjes voor de soep. Oh!” zei ze toen ze Finn zag.
Ze stopte even en de kommetjes rammelden op het dienblad.
“Hemeltjelief, wie ben jij?” kraakte ze breed glimlachend.
Finn keek naar haar met wijd opengesperde ogen.
“Ik ben Finn,” zei hij aarzelend. “Ben jij de heks?”
Het vrouwtje sloot haar ogen even toen ze het dienblad op de tafel zette en de kommetjes en lepels verdeelde.
“Heks, heks, wat een lelijk woord. Ik ben gewoon een heel oude mevrouw, jongen.”
De trollenkindjes giechelden terwijl ze de kommetjes aannamen.
“Is Loebas hier? Want ik moet hem mee terug naar huis nemen bij mama. Ze zal boos zijn want het is al donker!”
ratelde Finn zenuwachtig.
“Loebas? Wie is Loebas?” vroeg de heks terwijl ze met een kreun de grote, dampende pot van de haard op tafel zette.
“Mijn hond! Een grote, witte hond! Hij had een fazant gezien in het bos! En ik wou hem tegenhouden, maar ik kon niet!
Toen kwam ik de trollen tegen en zij brachten mij hier, maar ik moet snel terug naar huis, want het is al donker!” Finn
ratelde er maar op los.
“Snel, snel? Och, jongen hier in het bos loopt de tijd wat anders als daarbuiten. Ik zou me geen zorgen maken over je
hond.”
Ze zette zich op de bank aan tafel dicht tegen de stoel van Finn.
Bastiaan was soep aan het uitschenken en Emma had brood gehaald.
Pieter slurpte luid zijn kommetje leeg. Er hing nog wat soep aan zijn neus.